Beide besturen worden daarentegen door hun verschillen onderscheiden, zowel wat het bewaren van het Woord van God en de tucht aangaat (welke de twee delen zijn van het Goddelijk recht) als wat aangaat de ongelijke gemeenschap van de eer hen verschuldigd. Bij de bewaring van het Goddelijke Woord moet de politieke macht van de kerkelijke bediening door 6 verschillen onderscheiden worden.
Het eerste is, dat bij de uiteenzetting van het Goddelijke Woord de herders moeten spreken, en uitleggen: de overheid echter horen en onderricht worden, op dezelfde manier als Comelius de hoofdman en Sergius de stadhouder, van wie gene door Petrus, deze door Paulus onderwezen is (Matth. 28:19,20; Ps. 2:10; Hand. 10:32; Hand. 13:7).
Het tweede is, dat bij de uitoefening van hun bediening van de herders en ouderlingen, voornamelijk en eigenlijk aan de inwendige mens de geestelijke beloningen en straffen in naam van Christus aankondigen: de overheden echter de uitwendige mens lichamelijke goederen of straffen toebrengen (Matth. 18:17,18; Joh. 20:22,23; 1 Tim. 1:20; Rom. 13:3,4).
Het derde, dat de bedienaren van het Woord het enkele doen (nuda actio) van de wet en de toepassing alleen van die beloningen en straffen, die in het Woord van God uitdrukkelijk vervat zijn, doch de burgerlijke macht de arbitraire sanctie en toepassing heeft van de lichamelijke beloningen en straffen, naar de verscheidenheid van de omstandigheden die bij de praktijk ervan voorkomen, zo echter dat de sanctie aan die macht toekomt, bij welke de hoogste uitvoering van de dingen is, dat is aan de macht van de koning, of van de vorst in een monarchie, en van de edelen (optimates) in een aristocratie (Deut. 4:2; 1 Kor. 1:23; Gal. 1:8; Openb. 22:18,19; Matth. 20:15; Joh. 19:11; Rom. 13:4).
Het vierde, dat de ouderlingen van de kerk niets dan door de heerschappij van een ander, dat is van Christus, de overheid echter ook door eigen heerschappij sommige dingen voorschrijven. Want de kerkelijke regering is geheel en al hupèretikè of bedienend. De burgelijke echter, hoewel ze met betrekking tot God ook bedienend is, is met heerschappij en gezag toegerust.
Het vijfde is, dat de ouderlingen met geestelijke wapenen, dat is, met vermaning, bedreiging van de Goddelijke toom, en excommunicatie de mensen bekeren, en voor Christus winnen. De overheden echter gebruiken, waar de noodzakelijkheid het vereist, straf, gevangenis en het zwaard om hen te dwingen en in de toom te houden.
Het zesde, dat de herders voorstaan, waar over het geweten gehandeld wordt, doch de overheid, waar over het lichaam gesproken wordt.